Overslaan en naar de inhoud gaan
Our testimonials

“Om goed vlees te leveren moeten alle elementen goed zitten” - Liesbeth Vermeulen

“Als het maar een positief verhaal wordt…
Weet je, onze sector wordt al zo veel geplaagd door stereotiepe vooroordelen dat ik ook eens een andere boodschap wil brengen: het slachthuis is de plek waar ik mij thuis voel.”

De toon is gezet. Aan het woord is Liesbeth Vermeulen.
34 jaar, officieel nog net behorend tot generatie Y dus, en op haar visitekaartje prijkt al de titel ‘productieverantwoordelijke slachthuis Westvlees’. Al moet ze daar even bij nadenken. “Ik ben niet sterk bezig met titels. Ik wil vooral op de werkvloer staan, tussen mijn mensen, om samen met hen topproducten af te leveren.”

Ze staat nog niet haar hele carrière in het bedrijfsleven.
Voordien had ze een academische loopbaan. Na haar studies als bio-ingenieur werkte ze immers aan een doctoraat rond vleeskwaliteit.

“Als jonge doctoraatsstudente was ik al bezig met thema’s als diervriendelijk slachten en animal welfare. Want de kwaliteit van varkensvlees is onlosmakelijk verbonden met de manier waarop dieren geslacht worden. Staan ze onder stress, dan verzuren de spieren.
Het vlees laat hierdoor zijn water los waardoor je bij het bereiden droger en bleker vlees op je bord krijgt. Vreemd, als kind had ik nooit gedacht in deze wereld terecht te komen. Ik heb altijd van dieren gehouden en dierenleed is iets wat me altijd al getroffen heeft, maar dat betekende nog niet dat ik een loopbaan nastreefde waarin het een centrale rol zou spelen. Al wil ik ook niet de hele tijd focussen op enkel het dierenwelzijn. Dat is voor ons bij Westvlees al lang een evidentie. Kwaliteit is meer dan dat. Om goed vlees te leveren moeten álle elementen goed zitten: hygiëne, voedselveiligheid, techniek, …. Net dat houdt ons scherp.”

Na een tussenstap in het buitenland (Liesbeth werkte in paardenslachthuizen in Uruguay en Argentinië) kwam ze in november 2017 terecht op de R&D-afdeling van Westvlees.

“Voor mij de ideale manier om het bedrijf in al haar facetten te leren kennen.
Ik had vroeger al proeven uitgevoerd bij Westvlees en wist al dat ik er zou kunnen aarden.

Mijn vrienden en vriendinnen keken even op toen ik deze verantwoordelijkheid op mij nam, maar ze snappen mijn keuze wel. Uitdagingen aannemen, je tanden erin zetten en niet enkel bezig zijn met het opvoeden van de kinderen, het is iets wat onze generatie bindt. Wij staan graag in het leven, met een goede balans tussen hard werken en echt genieten.”

Dat merk je ook aan de manier waarop ze vlees consumeren.
“Jonge mensen eten sowieso minder vlees dan hun ouders. Daardoor liggen ze minder wakker van grote hoeveelheden tegen de laagste prijs. We kopen liever een goed stuk vlees in een winkel waar je op je wenken bediend wordt en een verhaal te horen krijgt over de herkomst van het vlees. Dat maakt voor ons het plaatje compleet.”

De vleessector staat vaak te boek als bonkig, ruw en hard. Geen evidente werkomgeving toch voor een jonge vrouw als Liesbeth.

“Ach, dat beeld klopt geenszins. Hier bij Westvlees heeft elk op zijn manier een zekere fijngevoeligheid en beroepstrots. Iedereen beseft dat alle schakels belangrijk zijn om tot een goed resultaat te komen. We zijn daar ook heel transparant in en zijn niet te beroerd om elkaar erop aan te spreken als we denken dat het beter kan. Het is soms moeilijk uit te leggen en het heeft misschien wel met die typische West-Vlaamse nuchterheid en bescheidenheid te maken, maar zonder het altijd te benoemen, gaan we elke dag voor nog beter: door nieuwe technieken om varkens te drijven aan te leren, door geluidsmetingen uit te voeren in de stallen, door de hygiëne nog meer op punt te zetten…

En als het goed is, mag het natuurlijk ook gezegd worden. Zo zijn er bijvoorbeeld de “éclair-momenten”, wanneer Westvlees de hele ploeg met plezier trakteert als we 45 dagen ongevalvrij zijn.

Het mooie is dat voor mij de wereld samen komt bij Westvlees. Ik mag hier samenwerken met ouderen en leeftijdsgenoten, met geschoolden en ongeschoolden, met mannen en vrouwen. Ik kan hier leren van verschillende culturen en mijn menselijke skills verder ontwikkelen. Echt waar, het is voor mij geen opgave om hier ’s morgens heel vroeg (soms om 4.30 uur) te beginnen en te blijven hangen tot de laatste slachting van de dag achter de rug is…”

Drie stellingen voor Liesbeth:

 

1. ‘Het onderwijs moet meer inzetten op kennis van de vleessector’
“Onze samenleving is almaar visueler en digitaler aan het worden. Daardoor wordt onze sector vaak afgerekend op beelden die uit hun context gerukt worden. Het onderwijs kan een grotere rol spelen bij het duiden. Ik zou soms graag aan mensen uitleggen hoe het slachtproces in elkaar zit, maar ik krijg vaak niet de tijd om de nuances te leggen die nodig zijn. Dat zou je kunnen frustreren, maar ik sta liever zelf aan de knoppen. Door mijn job kan ik er zelf voor zorgen dat alles verantwoord gebeurt en dat is het belangrijkste. Al ga ik wel akkoord dat het lessenpakket dat ik zelf kreeg tijdens mijn opleiding als landbouwingenieur gerust wat uitgebreider zou mogen.”
 

2. ‘Verpakkingen moeten het ook hebben over dierenwelzijn’
“Op de verpakkingen van een Franse klant van ons prijkt nu al de foto van een varkensboer. Dat maakt het allemaal wat menselijker, minder anoniem en brengt de herkomst van het vlees wat dichter bij de consument. Al is het moeilijk om louter via verpakkingen en video’s in supermarkten te tonen hoe we met het welzijn van onze varkens begaan zijn. Veel gebeurt nu eenmaal achter de schermen zoals onze mensen coachen op hoe ze dieren het best drijven of hen laten meedraaien bij een varkenshouder om zo het gedrag van dieren nog beter te leren kennen. Het lijkt me moeilijk om dat allemaal bij te brengen aan die eindconsument.”

3. ‘We hebben laagdrempelige alternatieven voor vlees nodig’
“Als we kijken naar de manier waarop ons lichaam gemaakt is en naar de samenstelling van vlees, dan kan je alleen maar vaststellen dat vlees goed is voor de mens. Er zal dus altijd een behoefte blijven bestaan. Als mensen op zoek willen naar alternatieven, dan heb ik daar alle respect voor. Alleen moeten die er voor iedereen kunnen zijn. Een Britse wetenschapster heeft me ooit gewezen op de verpletterende verantwoordelijkheid van de overheid hierin. Bij het verschijnen van de nieuwe voedseldriehoek bleken elementen als charcuterie plots niet meer goed te zijn. Hoogopgeleiden die heel bewust bezig zijn met voeding, kunnen al snel op zoek naar andere soorten (plantaardige) producten, maar mensen die er niet zo in thuis zijn, moeten betaalbare alternatieven kunnen aangereikt krijgen. Anders zullen er gigantische nieuwe gezondheidsproblemen ontstaan en dat wil niemand…”